"Er ligt nog veel muziek in de archieven die het verdient om herontdekt te worden.”
Onze Belgische jazzgeschiedenis krijgt de laatste jaren meer aandacht. Met onder meer publicaties over De Muze in Antwerpen, de Dendermondse Honky Tonk Jazzclub, het Jack Sels-project van het Antwerpse Conservatorium of de documentaire rond Juul Anthonissen en Hnita-Jazz Club. Sinds enkele maanden is er ook een website rond de jazzclub ‘Hot Club de Belgique’. Resonant sprak met initiatiefnemer Lander Lenaerts.
De grandeur van de Hot Club spreekt tot de verbeelding
Waarom wilde je de geschiedenis van de Hot Club de Belgique vertellen?
"België is een land waar altijd veel gepassioneerde jazzliefhebbers, -verzamelaars en -journalisten actief waren. De Hot Club de Belgique (HCDB), gevormd naar het voorbeeld van de Hot Club de France, was de belangrijkste en grootste jazzclub. Ze heeft bestaan van ’39 tot ’61. Baron Carlos de Radzitzky, Willy De Cort en Albert Bettonville waren haar stichters. Zij waren aanvankelijk lid van de Jazz Club de Belgique, maar net als in de Hot Club de France ontstond daar in de jaren ’30 ruzie over wat echte, authentieke jazz was. De drie zijn uit de Jazz Club gestapt en richtten een eigen vereniging op, die veel groter en succesvoller is geworden. De HCDB bracht jazzliefhebbers samen, door concerten en lezingen te organiseren en gaf een eigen magazine uit.
Als je informatie opzoekt over de Belgische jazzgeschiedenis, dan kom je de naam van de club regelmatig tegen in tijdschriften en boeken. Maar het hele verhaal leek me nog niet opgetekend. Nochtans heeft de HCDB een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van de Belgische jazzscene. Bijna alle concerten vonden plaats in het Brusselse Palais des Beaux-Arts, ver weg van de rokerige clubs en kelders zoals we die kennen. Die grandeur, die vergane glorie spreekt toch wel tot de verbeelding. Bovendien nodigde de club vaak Amerikaanse solisten uit; de grootste namen uit de jazz hebben er op het podium gestaan. Vaak brachten die niet hun eigen orkest mee, maar speelden ze met lokale muzikanten. Jack Sels bijvoorbeeld mocht Dizzy Gillespie begeleiden, enkele Brusselse muzikanten speelden met Mary Lou Williams of Buck Clayton. Die samenwerkingen hebben een grote invloed uitgeoefend op onze muzikanten."
De liefhebbers van jazz verdienen hun plaats in de geschiedschrijving
"Zelf raakte ik geïntrigeerd nadat ik een stapeltje flyers vond van de concerten. Eén ervan vermeldde het 500e concert. Ik schrok van dat getal, dat is echt veel! Ik stelde mezelf toen voor de uitdaging om het overzicht te vervolledigen, dat bestond nog niet. Met de hulp van collega-verzamelaars hebben we een mooie concertlijst samengesteld, ook al is die nog niet volledig. Op de website kan je de eerste resultaten van onze zoektocht zien.
Ook hoe en waarom de club aan haar einde kwam, werd nog niet verteld of heel vaag gehouden. Op basis van een brief die het einde van de club aankondigt en artikels uit lokale tijdschriften heb ik het verhaal een beetje kunnen reconstrueren.
Muzikanten hebben platen die ze nalaten, hun oeuvre als artiesten. Maar jazz is in hoge mate ook altijd een genre van liefhebbers geweest. Omdat er lange tijd op jazzmuziek is neergekeken – in de pers werd het vaak omschreven als ‘ketelmuziek’ – denk ik dat de liefhebbers er nood aan hadden om zich te verenigen. Door zich te verenigen hebben ze een bijdrage geleverd aan de geschiedenis van de jazz en kon veel materiaal bewaard blijven. Voor veel concerten stelde de Hot Club een programmaboekje samen, wat voor jazz niet de gewone gang van zaken was. Dat getuigt natuurlijk van hun passie. Ik vind dat die liefhebbers hun plaats verdienen in de geschiedschrijving."
Ik begrijp het goed dat ‘het’ archief van de Hot Club de Belgique niet bestaat?
"Dat klopt, daarvoor zit het materiaal te verspreid. Maar door mensen aan te spreken kan je het wel traceren. Een aantal collega-verzamelaars bewaren relevante archiefstukken die ze graag ter beschikking stelden. De correspondentie zit bij oudere verzamelaars die als lid betrokken waren bij de HCDB. Zodra de website gelanceerd was, kreeg ik nog reacties van mensen die materiaal hadden. Daar ga ik dan langs of ze sturen me het materiaal door, zodat ik het kan digitaliseren. De website blijft dus nog aangroeien."
In de jaren 60 ontwikkelde de Europese jazz een eigen sound
Je bent ook zelf verzamelaar.
"Ja, al is dat nooit een bewuste stap geweest. In mijn tienerjaren ben ik opgegroeid met hiphop, gesampeld van jazz en funk. Zo heb ik het genre onbewust leren kennen. Geleidelijk aan ben ik dan op zoek gegaan naar de originele muziek. Ook in de collectie van mijn moeder heb ik veel jazzplaten ontdekt. Doordat ik meer en meer geïnteresseerd raakte in jazz, begon ik platen te verzamelen. Later is daar ander erfgoed bijgekomen, affiches bijvoorbeeld.
Door onderzoek te doen naar ons jazzverleden en er over te schrijven vind ik het wel belangrijk om zelf materiaal te hebben. Jazz Hot en Jazz Magazine, de belangrijkste Franse tijdschriften, heb ik bijvoorbeeld volledig. Ik gebruik ze voor zowat alles als een eerste referentiepunt. Ze vertellen zoveel over de jazzgeschiedenis, zeker als je met lokale jazz bezig bent.
Je eigen collectie focust ook op het lokale?
Ik verzamel vooral materiaal rond Europese jazz uit de jaren 50 en 60, dat is een niche. Er heerst nog altijd een gevoel dat jazz Amerikaanse muziek is en dat de Europese jazz minderwaardig zou zijn. Ik merk dat bij andere liefhebbers. Nochtans is hier schitterende muziek gemaakt, zeker in de jaren 60 toen de Europese jazz een eigen sound ontwikkelde en beïnvloed werd door de plaatselijke volksmuziek. Hier is toen echt andere muziek gemaakt dan in Amerika.
Ook de verhalen rond jazz interesseren me, omdat het zo lokaal en herkenbaar is. Door veel met Belgische jazz bezig te zijn vroeg ik me op een bepaald moment af wie de tegenhangers waren van onze Belgische muzikanten, de Bobby Jaspars en René Thomassen zeg maar van Nederland, Zweden, Joegoslavië, Polen, ... Ook minder voor de hand liggende plaatsen dus, waar jazz vaak illegaal was na de Tweede Wereldoorlog. Omdat de Europese jazzgeschiedenis ontzettend fascinerend is, is ze zo’n beetje mijn focus geworden. Dat zie je ook in mijn blogs Jazztime Europe en The Jazz Kid."
Het is jammer dat jazzerfgoed achter de schermen blijf
Met al je activiteiten richt je je tot het publiek. Hoe belangrijk vind je dat?
"Ik geloof er sterk in dat je iets moet doen met het erfgoed en er mee naar buiten moet komen. Ik geloof niet in alles in de kast steken, die kast op slot doen en voilà: we hebben de geschiedenis gered ... Met het platenlabel sdban hebben we vorig jaar een compilatie uitgebracht van Belgische jazz uit de periode 1950-1970. Rond de Hot Club de Belgique is er de website en loopt tot eind mei een tentoonstelling in het Jazzcentrum Vlaanderen. Voor het laatste nummer van Jazzmozaïek schreef ik een uitgebreid artikel over Al Jones, een Amerikaanse drummer die in de jaren ’60 naar België verhuisde. Ik ben ervan overtuigd dat je met dat soort initiatieven de geschiedenis meer eer aandoet.
Het is belangrijk dat het erfgoed goed bewaard wordt. Maar dat maakt het moeilijker voor het grote publiek om het jazzerfgoed te ontdekken. Sinds de tentoonstelling zo’n 15 jaar geleden, kan je bijvoorbeeld het fonds van Robert Pernet enkel nog raadplegen achter de schermen van het Muziekinstrumentenmuseum. Dat is geen kritiek: het is normaal dat er bij musea meer achter dan voor de schermen ligt. En beperkte financiële middelen dwingen natuurlijk tot keuzes. Maar het is wel jammer.
Voor mij als onderzoeker is het evident dat ik bij deze instelling terecht kan met vragen; met hen samenwerken is altijd een aangename ervaring geweest. Maar hoeveel jazzliefhebbers zijn voor hun plezier al een dag naar het museum geweest om die collectie te gaan ontdekken? Terwijl dat fantastisch is! Veel liefhebbers gaan die stap nooit zetten, misschien omdat ze denken dat dit enkel voor onderzoekers is, of omdat ze niet weten wat ze bewaren. Je merkt dus dat er nog altijd een zekere drempel is tussen de collectiebeherende instellingen en het publiek.
Wat ook een drempel is, is dat je bij veel collectiebeherende instellingen op voorhand goed moet weten wat je zoekt: een foto van die of die persoon, dat ene artikel. Dat is vaak een voorwaarde om het erfgoed te kunnen inkijken of raadplegen. Het is jammer dat je op die manier niets nieuws kan ontdekken. En zo blijf je vaak binnen hetzelfde stramien denken, in dat wat je al kent of weet. La Maison du Jazz in Luik is een ander verhaal. Soms vraag ik me af hoe ze hun hele platencollectie zomaar voor het publiek kunnen openstellen; je kan daar als bezoeker gewoon tussen de rekken lopen. Maar zo kan je de muziek echt beleven, het inspireert en stimuleert om nieuwe dingen te ontdekken."
Heb je nog projecten op stapel staan?
I"k geef liever niet al te veel prijs over concrete projecten. Doordat ik alles in mijn vrije tijd doe, is het vaak moeilijk om een concrete datum voorop te stellen waarop de resultaten te zien of te horen zullen zijn. Maar je mag in de nabije toekomst nog een en ander verwachten. Met sdban werken we alweer aan nieuwe uitgaven. Ik hoop binnenkort ook op professionele basis met ons jazzverleden bezig te kunnen zijn. Er ligt nog veel muziek in de archieven die het verdient om herontdekt te worden door jongere generaties. Er zijn meer dan genoeg ideeën, ik kan nog enkele jaren verder."
De tentoonstelling rond de Hot Club de Belgique is nog tot 31 mei te bezichtigen in het Jazzcentrum Vlaanderen (Dendermonde). Op 19 en 26 april kan je daar ook een tweedelige filmvoorstelling over de club bijwonen.