Een boek over muziek heeft slechts één nadeel: dat het een boek is.
“De lezer heeft twee mogelijkheden: hij beeldt zich in dat hij zich in een roman bevindt en bedenkt zelf beeld en klank bij de namen. Een andere aanbeveling is YouTube.” Verder is zelfs een stevig boek onvermijdelijk beperkt in omvang, waardoor veel inhoud op weinig plaats moet komen. “De lezer heeft twee mogelijkheden: het hoofdstuk op een rustig moment herlezen, of het boek een nacht in een kom met water leggen. Naar verluidt lost het dan op en wordt alles begrijpelijker.”
Gewapend met deze aanbevelingen kan de lezer aan de slag met een bijzonder boek: Belpop. De eerste vijftig jaar. Het is de papieren tegenhanger van het gelijknamige Canvas-programma, samengesteld door auteur Jan Delvaux, maar ook veel meer dan dat. Gesierd door een omslagillustratie van Ever Meulen, verlucht met talloze archieffoto’s en platenhoezen. Het boek verscheen samen met een box van 5 CD’s (EMI) onder dezelfde titel. De vormgeving “illustreert” ook het nationale element: de tekst is gezet in rood en zwart, voor kaderteksten werd (een groenachtig) geel als achtergrond gekozen. Nochtans wordt al vrij snel duidelijk gemaakt dat de “Bel” uit de titel enkel Vlaanderen-plus-Brussel vertegenwoordigt (p. 14).
Het boek is geen chronologisch overzicht van de popgeschiedenis in België, maar belicht in elf thematische hoofdstukken facetten van wat pop in ‘België’ is, is geweest en kan zijn. De halve eeuw die het boek beslaat loopt van 1960 – het jaar van Kili Watch van The Cousins – tot 2010. De hoofdstukken vormen afzonderlijk te lezen deeltjes van een grotere puzzel. Het is een boek om in één ruk uit te lezen, maar even goed om in te grasduinen. Het is geschreven in een badinerende stijl, in korte zinnetjes en paragrafen, maar zit boordevol boeiende verhalen en anekdotes. Soms ‘petite histoire’, met gelukkig ook aandacht voor het ruimere plaatje.
Alles samen genomen draagt het boek bij tot de mondelinge geschiedenis van de pop in België, doordat heel wat mensen aan het woord komen. De detailverwijzingen van alle uitspraken zijn niet opgenomen wegens te omvangrijk, en wie meer wil weten moet het stellen met enkele referenties (p. 276-77). Die oral history is echter bijzonder boeiend. Ze levert een kleurrijk en veelzijdig portret op van enkele bekende artiesten – Soulwax, Marcel Vanthilt, Milow, dEUS, om er maar enkele te noemen – van namen achter de schermen en podia, over managers en platenlabels tot media als VTM en Studio Brussel. Zij droegen bij tot individuele carrières maar – met vallen en opstaan – ook tot enkele structurele verworvenheden die ons land tot een ‘paradijs’ voor musici maken: de totstandkoming van het statuut van kunstenaars, de aanwezigheid van festivals en een professionele infrastructuur.
Eén van de rode draden doorheen het boek is het immer lonkende buitenland: ons land is dan wel een vijver vol talent, zijn kleine omvang brengt beperkingen in publiek en mogelijkheden met zich mee. Verschillende hoofdstukken besteden aandacht aan de buitenlandse carrières van Belgische artiesten, groepen en individuele nummers (p. 96-111, 171-182), met passages over de Belgische inbreng in het succes van U2 (p. 215-222) en Kuifje in Afrika, meer bepaald Congo (p. 233-241). Een overzicht van de grote namen (p. 187-201) en – jawel – van pop in het Nederlands maken het plaatje compleet.
Het boek besluit met een ‘jukebox’, een lijstje van de belangrijkste songs 1960-2010 (p. 265-274), en een naamregister (278-81), en met leuk een recept voor een geslaagde party met Belgische muziek (p. 259-63). Het blader- en kijkboek wordt zo ook een beetje een doeboek.
Jan Delvaux, Belpop. De eerste vijftig jaar, Gent: Borgerhoff & Lamberigts, 2011; ISBN 9789089312495, 288 p.