Advies en begeleiding bij muzikaal-erfgoedzorg

 

Van de druk van Le Troisième livre de pièces de clavecin van Josse Boutmy (Gent, 1697-Brussel, 1779) zijn er slechts twee exemplaren bekend.

Een exemplaar kwam vanuit de collectie van de Antwerpse jurist Jean August-Stellfeld in de bibliotheek van de University of Michigan te Ann Arbor terecht, waar het sinds 1954 wordt bewaard. Het tweede exemplaar bevindt zich in de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. Hiermee is dit stuk, dat bewaard wordt met het inventarisnummer KVC 54686 TP, de enige druk van het Boutmy’s derde klavecimbelboek die in Europa bewaard wordt. Deze zeldzame muziekdruk werd op 24 december 2012 definitief als topstuk opgenomen in de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap. Naast zijn zeldzaamheid, is het exemplaar van Le Troisième livre ook onmisbaar voor de studie van de klaviermuziek in de Zuidelijke Nederlanden.

Le Troisième livre ... - een van de twee bekende exemplaren (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)Le Troisième livre ... - een van de twee bekende exemplaren (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)

De componist

Josse Boutmy (1697-1779) was een organist, klavecinist en componist uit een muzikale familie; ook zijn grootvader, vader, broer en kinderen waren muzikaal begaafd. Zelf was Boutmy decennialang toonaangevend in het Brusselse religieuze en seculiere muziekleven. Zo bekleedde hij enkele prominente posities in de St.-Michiels en St.-Goedele kerk in Brussel (1719), voor de prins Von Thurn und Taxis (vanaf 1736) en van 1744 tot 1777 was hij de eerste organist in de Brusselse hofkapel. Daarnaast gaf hij klavecimbelles aan Marie-Françoise Pignatelli, de hertogin van Arenberg, en haar kinderen.

Boutmy profileerde zich voornamelijk als componist van klavecimbelmuziek. Zijn muziek werd uitgebracht in de publicatie van de Petites suites de pièces de clavecin (gravure door François Harrewijn en gedrukt door André de Vos in ca. 1737) en de drie boeken met klavecimbelstukken. Le premier livre de pièces de clavecin (1738) en Le second livre de pièces de clavecin (1740-1744) werden in Parijs uitgegeven. Het derde boek, het topstuk waarvan er nu nog slechts twee exemplaren bekend zijn, werd gedrukt en uitgegeven in Brussel omstreeks 1750.

Het topstuk

De druk betreft een uitgave van zes klavecimbelsuites door Josse Boutmy die uitgegeven werd rond 1750 door de Brusselse drukker/uitgever Joannes Josephus Boucherie. Gilbert Huybens geeft de volgende gedetailleerde beschrijving van inventarisnummer KVC 54686 TP, het exemplaar van de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen:

Op de voorkant van de kaft is een vignet gekleefd met daarop een gedrukte cartouche, versierd met muziekinstrumenten en onderaan gesigneerd Charle Neel. In de cartouche staat geschreven: J. Boutmy, Pièces de clavecin, (vers 1744). De partituur telt 52 pagina’s (gravure: 19,5 x 25,7 cm; papier: 33 x 24,7 cm; een fragment van een watermerk is zichtbaar op de laatste twee folio’s): de eerste zeven pagina’s (titelblad, intekenlijst en opdracht) zijn niet gepagineerd, de zes suites beslaan de pagina’s 2 tot 45, de laatste bladzijde is blanco.
[De titelbladen] van Boutmy [zijn] uitgevoerd in een sobere kalligrafie, met steeds dezelfde stereotiepe gegevens. Voor het derde klavecimbelboek zijn dat: de titel van het werk met de namen van de begunstigde [Karel van Lotharingen] en van de componist met zijn titulatuur; een decoratief ornament in het midden van het titelblad; daaronder de plaats van uitgave (Brussel) met de verkoopadressen van de componist op de Kleine Zavel en van boekhandelaar [Jean-Joseph] Boucherie in de Keizerstraat, en de verkoopprijs 5 florijnen en 12 sols; onderaan de naam van de Brusselse graveur [François] Harrewijn (1700-1764).
In het ornament, met bovenaan een Griekse lier en een bazuin- en luitspelende putto, staat de Latijnse zinspreuk ‘Lenimen dulce laborum’ (‘de zoete troost van onze werken’). Die zin is ontleend aan de laatste strofe van de ode Ad lyrum (‘Aan de lier’) uit de Carminum seu odarum van de Romeinse dichter Horatius Flaccus.

Over de herkomst van het exemplaar in het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen is niets bekend. Terwijl de geschiedenis van het exemplaar in Michigan vrij goed gedocumenteerd is.
Ook de precieze datering van de uitgave is onduidelijk; beide exemplaren zijn niet gedateerd en ook de details in de druk zijn veeleer speculatief. Hoewel het Antwerpse exemplaar de vermelding ‘vers 1744’ draagt en op het titelblad van het exemplaar uit Michigan het jaartal 1751 met potlood werd bijgeschreven, situeert Gilbert Huybens de uitgave in de periode juli 1747-januari 1750 aan de hand van de intekenlijst. De vermelding van ‘Graaf de Billy: colonel au régiment d’Enghien infanterie’ verklaart deze datering; hij werd op 10 juli 1747 aangesteld tot kolonel te Edingen en behield die functie tot 23 januari 1750.

De partituur werd opgedragen aan prins Karel van Lotharingen, onder wie Boutmy aangesteld werd als eerste organist aan de Koninklijke Kapel van Brussel. In een Franstalige rijmbrief bezingt hij de prins zijn krijgskunst tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748).

De opdracht aan Karel van Lotharingen (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)De opdracht aan Karel van Lotharingen (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)

De partituur

Le troisième livre de pièces de clavecin is een verzameling van zes suites voor klavecimbel. Net zoals in zijn eerste opussen, hield Boutmy zich niet aan de typische samenstelling van een suite (bestaande uit een Allemande, Courante, Sarabande en Gigue) maar presenteerde hij een vrije afwisseling tussen dansvormen, delen van een sonate (Allegro, Andante, Vivace) en karakterstukken (met titels zoals Naïvement, Fièrement en Gracieusement). Hierin liet Boutmy zich inspireren door Franse componisten als François Couperin (1668-1733) en Jean-Philippe Rameau (1683-1764). Verder toont de muziek stilistische invloeden uit de Duitse en Italiaanse muziek van, respectievelijk, Georg Friedrich Händel (1685-1759) en Domenico Scarlatti (1685-1757). En hoewel hij zich liet inspireren door deze grote meesters, gebruikte hij toch een zeer persoonlijke schrijfstijl.

De intekenlijst

Sinds de 18de eeuw was het gebruikelijk om een werk vooraf in de pers aan te kondigen. Zo konden geïnteresseerden intekenen op het werk, steunden zij de muziekdruk en werd hun naam ook in een alfabetische lijst in de publicatie opgenomen. Driehonderd jaar na de publicatie, biedt de intekenlijst van Le Troisième livre de pièces de clavecin belangrijke informatie over de druk.

De lijst, die 107 namen telt, is muziekhistorisch interessant. Niet alleen was het mogelijk, zoals reeds vermeld, om de druk bij benadering te dateren door de intekenlijst, de uitgebreide namenlijst toont ook de bijzondere artistieke waarde van het stuk aan. Daarnaast vertelt het ons iets over de minimum oplage van de druk, en over het milieu waarin de muziek terecht gekomen is en werd uitgevoerd. Op de intekenlijst staan kerkmusici, leden van aristocratische families en buitenlandse musici uit onder meer Antwerpen, Bergen, Brugge, Calais, Edingen, Gembloers, Gent, Keulen, Lier, Londen, Mechelen, Parijs, Rennes en Vorst.

De muziek van Boutmy werd al meermaals uitgevoerd en opgenomen (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)De muziek van Boutmy werd al meermaals uitgevoerd en opgenomen (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)

Moderne uitgaven

De artistieke waarde van Le Troisième livre blijkt ook uit recente uitgaven van de muziek en de partituur. De zesde suite werd in 2001 opgenomen door klavecinist Ewald Demeyere op zijn cd 18th-Century Flemish Harpsichord Music (Challenge Classics). De zes suites werden integraal opgenomen door Isabelle Sauveur in 2005 op de cd Troisième livre de pièces de clavecin (Musique en Wallonie). Een facsimile van de partituur van het Antwerpse exemplaar verscheen in 2013 (Musikproduktion Höflich, München). Deze reproductie wordt voorafgegaan door een uitgebreid voorwoord door Jan Dewilde, Ewald Demeyere en Gilbert Huybens. Hierin wordt het leven van Josse Boutmy, het klavecimbelboek en de intekenlijst in verder detail toegelicht.

Bronnen/literatuur

  • Buyens, Koen. 2001. Musici aan het hof – De Brusselse hofkapel onder Henry-Jacques De Croes (1749-1786): een sociaal-historische studie (Brussel: VUBPRESS).
  • Cornaz, Marie. 2010. Les ducs d’Arenberg et la musique au XVIIIe siècle (Turnhout: Brepols Publishers).
  • Demeyere, Ewald en Jan Dewilde. 2013. Josse Boutmy: Troisième Livre de Pièces de Clavecin. Facsimile uitgave in The Flemish Music Collection (München: Musikproduction Hoflich).

 

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn

Van de druk van Le Troisième livre de pièces de clavecin van Josse Boutmy (Gent, 1697-Brussel, 1779) zijn er slechts twee exemplaren bekend.

Een exemplaar kwam vanuit de collectie van de Antwerpse jurist Jean August-Stellfeld in de bibliotheek van de University of Michigan te Ann Arbor terecht, waar het sinds 1954 wordt bewaard. Het tweede exemplaar bevindt zich in de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. Hiermee is dit stuk, dat bewaard wordt met het inventarisnummer KVC 54686 TP, de enige druk van het Boutmy’s derde klavecimbelboek die in Europa bewaard wordt. Deze zeldzame muziekdruk werd op 24 december 2012 definitief als topstuk opgenomen in de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap. Naast zijn zeldzaamheid, is het exemplaar van Le Troisième livre ook onmisbaar voor de studie van de klaviermuziek in de Zuidelijke Nederlanden.

Le Troisième livre ... - een van de twee bekende exemplaren (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)Le Troisième livre ... - een van de twee bekende exemplaren (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)

De componist

Josse Boutmy (1697-1779) was een organist, klavecinist en componist uit een muzikale familie; ook zijn grootvader, vader, broer en kinderen waren muzikaal begaafd. Zelf was Boutmy decennialang toonaangevend in het Brusselse religieuze en seculiere muziekleven. Zo bekleedde hij enkele prominente posities in de St.-Michiels en St.-Goedele kerk in Brussel (1719), voor de prins Von Thurn und Taxis (vanaf 1736) en van 1744 tot 1777 was hij de eerste organist in de Brusselse hofkapel. Daarnaast gaf hij klavecimbelles aan Marie-Françoise Pignatelli, de hertogin van Arenberg, en haar kinderen.

Boutmy profileerde zich voornamelijk als componist van klavecimbelmuziek. Zijn muziek werd uitgebracht in de publicatie van de Petites suites de pièces de clavecin (gravure door François Harrewijn en gedrukt door André de Vos in ca. 1737) en de drie boeken met klavecimbelstukken. Le premier livre de pièces de clavecin (1738) en Le second livre de pièces de clavecin (1740-1744) werden in Parijs uitgegeven. Het derde boek, het topstuk waarvan er nu nog slechts twee exemplaren bekend zijn, werd gedrukt en uitgegeven in Brussel omstreeks 1750.

Het topstuk

De druk betreft een uitgave van zes klavecimbelsuites door Josse Boutmy die uitgegeven werd rond 1750 door de Brusselse drukker/uitgever Joannes Josephus Boucherie. Gilbert Huybens geeft de volgende gedetailleerde beschrijving van inventarisnummer KVC 54686 TP, het exemplaar van de bibliotheek van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen:

Op de voorkant van de kaft is een vignet gekleefd met daarop een gedrukte cartouche, versierd met muziekinstrumenten en onderaan gesigneerd Charle Neel. In de cartouche staat geschreven: J. Boutmy, Pièces de clavecin, (vers 1744). De partituur telt 52 pagina’s (gravure: 19,5 x 25,7 cm; papier: 33 x 24,7 cm; een fragment van een watermerk is zichtbaar op de laatste twee folio’s): de eerste zeven pagina’s (titelblad, intekenlijst en opdracht) zijn niet gepagineerd, de zes suites beslaan de pagina’s 2 tot 45, de laatste bladzijde is blanco.
[De titelbladen] van Boutmy [zijn] uitgevoerd in een sobere kalligrafie, met steeds dezelfde stereotiepe gegevens. Voor het derde klavecimbelboek zijn dat: de titel van het werk met de namen van de begunstigde [Karel van Lotharingen] en van de componist met zijn titulatuur; een decoratief ornament in het midden van het titelblad; daaronder de plaats van uitgave (Brussel) met de verkoopadressen van de componist op de Kleine Zavel en van boekhandelaar [Jean-Joseph] Boucherie in de Keizerstraat, en de verkoopprijs 5 florijnen en 12 sols; onderaan de naam van de Brusselse graveur [François] Harrewijn (1700-1764).
In het ornament, met bovenaan een Griekse lier en een bazuin- en luitspelende putto, staat de Latijnse zinspreuk ‘Lenimen dulce laborum’ (‘de zoete troost van onze werken’). Die zin is ontleend aan de laatste strofe van de ode Ad lyrum (‘Aan de lier’) uit de Carminum seu odarum van de Romeinse dichter Horatius Flaccus.

Over de herkomst van het exemplaar in het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen is niets bekend. Terwijl de geschiedenis van het exemplaar in Michigan vrij goed gedocumenteerd is.
Ook de precieze datering van de uitgave is onduidelijk; beide exemplaren zijn niet gedateerd en ook de details in de druk zijn veeleer speculatief. Hoewel het Antwerpse exemplaar de vermelding ‘vers 1744’ draagt en op het titelblad van het exemplaar uit Michigan het jaartal 1751 met potlood werd bijgeschreven, situeert Gilbert Huybens de uitgave in de periode juli 1747-januari 1750 aan de hand van de intekenlijst. De vermelding van ‘Graaf de Billy: colonel au régiment d’Enghien infanterie’ verklaart deze datering; hij werd op 10 juli 1747 aangesteld tot kolonel te Edingen en behield die functie tot 23 januari 1750.

De partituur werd opgedragen aan prins Karel van Lotharingen, onder wie Boutmy aangesteld werd als eerste organist aan de Koninklijke Kapel van Brussel. In een Franstalige rijmbrief bezingt hij de prins zijn krijgskunst tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748).

De opdracht aan Karel van Lotharingen (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)De opdracht aan Karel van Lotharingen (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)

De partituur

Le troisième livre de pièces de clavecin is een verzameling van zes suites voor klavecimbel. Net zoals in zijn eerste opussen, hield Boutmy zich niet aan de typische samenstelling van een suite (bestaande uit een Allemande, Courante, Sarabande en Gigue) maar presenteerde hij een vrije afwisseling tussen dansvormen, delen van een sonate (Allegro, Andante, Vivace) en karakterstukken (met titels zoals Naïvement, Fièrement en Gracieusement). Hierin liet Boutmy zich inspireren door Franse componisten als François Couperin (1668-1733) en Jean-Philippe Rameau (1683-1764). Verder toont de muziek stilistische invloeden uit de Duitse en Italiaanse muziek van, respectievelijk, Georg Friedrich Händel (1685-1759) en Domenico Scarlatti (1685-1757). En hoewel hij zich liet inspireren door deze grote meesters, gebruikte hij toch een zeer persoonlijke schrijfstijl.

De intekenlijst

Sinds de 18de eeuw was het gebruikelijk om een werk vooraf in de pers aan te kondigen. Zo konden geïnteresseerden intekenen op het werk, steunden zij de muziekdruk en werd hun naam ook in een alfabetische lijst in de publicatie opgenomen. Driehonderd jaar na de publicatie, biedt de intekenlijst van Le Troisième livre de pièces de clavecin belangrijke informatie over de druk.

De lijst, die 107 namen telt, is muziekhistorisch interessant. Niet alleen was het mogelijk, zoals reeds vermeld, om de druk bij benadering te dateren door de intekenlijst, de uitgebreide namenlijst toont ook de bijzondere artistieke waarde van het stuk aan. Daarnaast vertelt het ons iets over de minimum oplage van de druk, en over het milieu waarin de muziek terecht gekomen is en werd uitgevoerd. Op de intekenlijst staan kerkmusici, leden van aristocratische families en buitenlandse musici uit onder meer Antwerpen, Bergen, Brugge, Calais, Edingen, Gembloers, Gent, Keulen, Lier, Londen, Mechelen, Parijs, Rennes en Vorst.

De muziek van Boutmy werd al meermaals uitgevoerd en opgenomen (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)De muziek van Boutmy werd al meermaals uitgevoerd en opgenomen (Bibliotheek Koninklijk Conservatorium Antwerpen)

Moderne uitgaven

De artistieke waarde van Le Troisième livre blijkt ook uit recente uitgaven van de muziek en de partituur. De zesde suite werd in 2001 opgenomen door klavecinist Ewald Demeyere op zijn cd 18th-Century Flemish Harpsichord Music (Challenge Classics). De zes suites werden integraal opgenomen door Isabelle Sauveur in 2005 op de cd Troisième livre de pièces de clavecin (Musique en Wallonie). Een facsimile van de partituur van het Antwerpse exemplaar verscheen in 2013 (Musikproduktion Höflich, München). Deze reproductie wordt voorafgegaan door een uitgebreid voorwoord door Jan Dewilde, Ewald Demeyere en Gilbert Huybens. Hierin wordt het leven van Josse Boutmy, het klavecimbelboek en de intekenlijst in verder detail toegelicht.

Bronnen/literatuur

  • Buyens, Koen. 2001. Musici aan het hof – De Brusselse hofkapel onder Henry-Jacques De Croes (1749-1786): een sociaal-historische studie (Brussel: VUBPRESS).
  • Cornaz, Marie. 2010. Les ducs d’Arenberg et la musique au XVIIIe siècle (Turnhout: Brepols Publishers).
  • Demeyere, Ewald en Jan Dewilde. 2013. Josse Boutmy: Troisième Livre de Pièces de Clavecin. Facsimile uitgave in The Flemish Music Collection (München: Musikproduction Hoflich).

 

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn