Henricus Joltrain ontwierp in het begin van de 18de eeuw een nieuwe beiaardtrommel voor de Sint-Gummaruskerk in Lier.
Het is niet alleen de vroegst bekende springtrommel, maar van de trommel zijn ook de ontwerptekening en het prototype bewaard gebleven. Samen vormen deze drie topstukken één geheel.
In 1702 zorgde een blikseminslag in de toren van de Sint-Gummaruskerk voor een klein drama: de beiaard (de tweede al) werd vernield. Het jaar daarop besliste het stadsbestuur al tot de aankoop van een nieuwe beiaard. In 1707, na het goedkeuren van de nieuwe beiaard, besliste het bestuur dan dat de klokkengieter ook de beiaardtrommel mocht gieten. Deze werd in 1712 geplaatst en afgewerkt door Henricus Joltrain, een Antwerpse uurwerkmaker, die hem verbond met het torenuurwerk. Er zijn enkel feiten die dit verhaal laten schrijven, maar veel blijft nog in vraag. Bovendien is Henricus Joltrain verder onbekend. Toch valt over de springtrommel heel wat te vertellen, dankzij zijn overgebleven voorbereidend werk.
Een beiaardtrommel werkt als een muziekdoos: pinnetjes op de trommel brengen al dan niet rechtstreeks klankbronnen in werking. Bij een muziekdoos gebeurt dat meestal rechtstreeks, maar een beiaardtrommel heeft meer mechaniek nodig, ook al om de trommel te verbinden met een klok die ervoor zorgt dat de trommel op geregelde tijdstippen in werking treedt (elk uur, halfuur of zelfs kwartier). In Lier was het de bedoeling de voorslag voor elk uur, halfuur en kwartier te voorzien. Joltrain heeft vermoedelijk vanaf 1707 al geweten welke taak hem te wachten stond, misschien al eerder, aangezien de brand wellicht ook het torenuurwerk had vernield. Had hij al ervaring met springtrommels of wou hij een nieuwigheid proberen? Vond hij de trommel te groot voor één rij gaten of was dit reeds voorzien door de maker van de trommel? Feit blijft dat hij besloot twee rijen gaten te voorzien en er voor te zorgen dat de mechaniek na één omwenteling iets zou opschuiven voor een volgende omwenteling. De twee omwentelingen zorgen ervoor dat er extra lange melodieën kunnen worden voorzien op de trommel, dus de voorslag kan langer duren. Zo’n systeem is een ‘springtrommel’ en er zijn er niet zo veel van gemaakt en zelfs nog minder bewaard gebleven.
De ontwerptekening was niet voldoende en blijkbaar had Joltrain al het idee er een springtrommel van te maken. In het Museum Vleeshuis wordt (inventarisnummer AV 2005.01) een maquette (26,2x55x29,2 cm) van de springtrommel bewaard. Het schaalmodel is gemaakt uit hout en smeedijzer. Aan de maquette is al te zien dat het ontwerp anders is dan op de tekening: de mechaniek voor de trommel is bovenaan aangebracht, niet meer aan de zijkant. Het toont aan dat Joltrain enige tijd heeft genomen om het werk gedaan te krijgen; het idee om er een springtrommel van te maken, vroeg extra denk- en rekenwerk. Daarvan getuigt de maquette.Het bijzondere aan de springtrommel is niet enkel het object zelf, maar ook het voorbereidend werk van Joltrain. In het Stadsarchief wordt onder inventarisnummer 49A een ontwerptekening voor de trommel bewaard. De tekening (41x32 cm) geeft een eerste indruk van de mechaniek voor de trommel, al is nog niet duidelijk of het hier om de springtrommel gaat. Wellicht dateert de tekening uit de beginfase van de opdracht omstreeks 1707.
Als derde topstuk volgt de beiaardtrommel van Sint-Gummarus zelf. Die werd in 1712 geplaatst in de toren van de kerk. De speeltrommel werd ontworpen en gegoten door Alexius Jullien (1662-1734) in samenwerking met de Antwerpse klokkengieter Willem Witlocxk (+1733) en meet 160x180cm. Joltrain voorzag de trommel van 22.120 gaten en de springtrommelmechaniek. Uniek in zijn soort en uitzonderlijk omdat ook ontwerpmateriaal voor de springmechaniek bewaard is gebleven. De speeltrommel, de ontwerptekening en de maquette werden in 2012 opgenomen in de lijst cultuurgoederen van Vlaanderen en erkend als topstuk.
Over de beiaardgeschiedenis van Lier: http://www.beiaard.org.