Resonant organiseert een tentoontselling rond Belgische jazz op JazzBrugge.
Resonant realiseerde in het kader van dit festival en in samenwerking met het Muziekinstrumentenmuseum de kleinschalige tentoonstelling Belgische Jazz in het Interbellum, te bekijken in het Brugse Concertgebouw. De tentoonstelling presenteert historisch belangrijke en visueel aantrekkelijke affiches, partituren en foto's afkomstig uit de collectie-Pernet, die voor de Koning Boudewijnstichting wordt beheerd door het Brusselse Muziekinstrumentenmuseum. Het interbellum is de periode waarin de jazz in België definitief doorbreekt: de jazzorkesten en balzalen schieten als paddenstoelen uit de grond, talloze partituren worden uitgegeven, opnames worden gemaakt en een Belg schrijft ’s werelds eerste ernstige jazzboek. Samen met de jazzscenes van Parijs en Berlijn wordt België een belangrijke hub voor het contact met en de verspreiding van de Afro-Amerikaanse jazz(musici) over het Europese vasteland. Tegelijkertijd ontstaat in ons land een een eigen jazzcultuur. De tentoonstelling in het Concertgebouw belicht twee aspecten: de verscheidenheid aan jazzorkesten en het werk van graficus Peter De Greef.
Orkesten
Het eerste orkest dat een vrij lang leven is beschoren, is het Bistrouille Amateur Dance Orchestra (1920-1935). Aangezien bijna iedereen die in de vooroorlogse jazz iets te betekenen heeft wel een tijdje in dit orkest meespeelt, is het ensemble een belangrijke toegangspoort tot de Belgische jazz. Beroemde leden zijn David Bee, John Ouwerx, Peter Packay en Stan Brenders. Zowel Brenders als het Bistrouille-orkest spelen op het allereerste Belgische jazzconcert op 15 januari 1926.
Op 27 juni van het daaropvolgende jaar wordt in Londen voor Edison Bell de eerste volledig Belgische jazzopname gemaakt door klarinettist Cha(rle)s Remue en zijn New Stompers Orchestra. Enkele van de nummers die ze opnemen zijn van de hand van de Belgische componisten Bee en Packay. De ‘agent’ van de band is Felix Robert Faecq, een van de spilfiguren van de jonge jazz in België. Hij richt een internationaal georiënteerde uitgeverij op, opent een bloeiende muziekhandel in Brussel, en staat eind 1932 mee aan de wieg van zowel de Jazz Club de Belgique als van het eerste jaarlijkse nationale jazztornooi voor amateurorkesten, dat – net als vele van de de galaconcerten uit die tijd – wordt gespeeld ten voordele van een goed doel.
In 1935 ontmantelt het Bistrouille-orkest, maar de leden van de groep blijven in de jazz-spotlight staan. De musici vormen nieuwe ensembles zoals Cotton Club Amateurs Dance Orchestra o.l.v. Freddy De Boom en Packay’s Swing Academy. Een jaar later wordt onder stimulans van de Jazz Club het N.I.R.-jazzorkest opgericht, met Stan Brenders als dirigent.
Ook aan de kust floreert de jazz. Het Bistrouille-orkest is actief in Oostende, De Panne en Blankenberge. Een aantal casino’s beschikt over eigen orkesten, die vooral tijdens de zomermaanden erg actief waren. Een voorbeeld is de Ostend’s Kursaal Band van Albert Sykes: het orkest is nationaal bekend, maar toert eveneens in Denemarken en Zweden (1923) en, net als andere Belgische formaties in de jaren 1920, speelt op de Red Star Line naar de Verenigde Staten (1923-24). Op die manier vertegenwoordigt het op uitstekende wijze de positie van de Belgische jazz: Europees, maar open voor wat zich in Amerika afspeelt, en met een jazzscene die ongeveer gelijktijdig met de Scandinavische tot stand komt.
Peter De Greef
De vormgever die in belangrijke mate de jonge Belgische jazz een gezicht geeft, is Peter de Greef (1901-1985). Als vriend, studiegenoot en collega van René Magritte bepaalt hij vanaf 1921 door zijn talloze partituren en affiches het beeld van de jazz in het interbellum. Hij illustreert voornamelijk bladmuziek van Brusselse uitgeverijen en maakt behalve zijn commerciële werk voor warenhuizen en bioscopen vele affiches en fotomontages voor tijdschriften, jazzconcerten en ‘tornooien’. Ook het logo van de Jazz Club de Belgique is van zijn hand. Niet toevallig was hij ook zelf een verdienstelijk jazzdrummer.