Op 15 en 16 februari 2018 vond in de Ulu Moskee Utrecht een internationaal congres plaats over stedelijke cultuur, superdiversiteit en immaterieel erfgoed.

Het congres werd georganiseerd in het kader van het Europese Jaar van het Cultureel Erfgoed door het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland, Werkplaats Immaterieel Erfgoed (voormalig tapis plein), en de nationale UNESCO commissies van België, Nederland en Duitsland. In samenwerking met de Vrije Universiteit Brussel en Universiteit Utrecht creëerden zij deze gelegenheid waarin erfgoedwerkers en academici konden discussiëren over de rol en aard van immaterieel erfgoed in deze tijd van superdiverse samenlevingen.

Veel interesse vanuit Vlaanderen voor het congres rond superdiversiteit (foto: Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland)Veel interesse vanuit Vlaanderen voor het congres rond superdiversiteit (foto: Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland)

Superdiversiteit?

Superdiversiteit werd in 2007 door Steven Vertovec beschreven als ‘a notion intended to underline a level and kind of complexity surpassing anything the country has previously experienced.’ Waar immigratiestromen vroeger relatief voorspelbaar waren—specifieke groepen gingen naar specifieke plaatsen—is migratie in de laatste decennia meer gefragmenteerd geworden; mensen van overal gaan naar overal. Vooral in stedelijke contexten komt dit in zo’n stroomversnelling dat meerderheidsgroepen soms nog maar amper te onderscheiden zijn van minderheidsgroepen.

Bovendien verwijst ‘superdiversiteit’ niet enkel naar ‘verschillende mensen van overal’ maar ook naar het complexe scala aan identiteiten dat dit met zich meebrengt. Naast een plaats van herkomst kan iemand zich identificeren met zijn of haar etniciteit, taal, immigratie status, religie, leeftijd, geslacht, opleiding of beroep. Dit zijn variabelen waarmee we rekening moeten houden wanneer we superdiverse samenlevingen in kaart willen brengen. Verder brengen migranten hun gewoontes, tradities en festiviteiten met zich mee. Dit immaterieel erfgoed leeft in het dagelijkse bestaan van de individuelen in de superdiverse maatschappij. Het aanwezige erfgoed is dus ook zeer divers en verandert constant mee met de samenleving. Wanneer zo veel mensen van verschillende achtergronden samenleven in een relatief beperkte ruimte kunnen er soms conflicten ontstaan, maar de nieuwe gemeenschappen en hun erfgoed bieden ook nieuwe kansen; de relatie tussen superdiversiteit en immaterieel erfgoed, en de mogelijkheden die het biedt werd in dit congres uitvoerig onderzocht.

Een centrale problematiek tijdens dit congres betrof de aard van immaterieel cultureel erfgoed in een superdiverse, stedelijke context. In zijn openingswoord stelde Christoph Wulf (UNESCO Duitsland) hierover vijf cruciale vragen over: (1) Welke vormen van immaterieel cultureel erfgoed vinden we in een stedelijke context? (2) Hoe wordt het erfgoed georganiseerd en gereproduceerd? (3) Welke uitheemse elementen worden in ons erfgoed geadopteerd? (4) Welke interculturele en transculturele vormen van erfgoed ontstaan er, en hoe gaan we hiermee om? En (5) welke nieuwe impulsen zijn nodig om bewustzijn te creëren over het borgen van immaterieel cultureel erfgoed?

Deze vragen suggereren reeds een herdefinitie van het begrip ‘erfgoed’—deze nood werd doorheen het congres herhaaldelijk aangehaald—en, hieraan gekoppeld, een herdenking van de huidige immateriële-erfgoedwerking. Wat is de rol van immaterieel erfgoed in een superdiverse samenleving? Zijn representatieve erfgoedlijsten werkelijk representatief? Hoe kan het stadsbeleid—dat vaak nog uitgaat van relatief homogene gemeenschappen—zich aanpassen aan deze diversiteit? En hoe gaan we om met de reële tegenstrijdigheden tussen de norm en de realiteit, continuïteit en verandering, en culturele canons en innovatie? Aan de hand van dergelijke vagen werd de relatie tussen stedelijke culturen, superdiverse samenlevingen en immaterieel erfgoed onderzocht tijdens keynotepresentaties, praktijkvoorbeelden in parallelle sessies en groepsdiscussies.

Theoretische thema's

Er waren dagelijks twee keynotepresentaties waarin de sprekers uitweidden over de theoretische thema’s van het congres. Zo stelde Wolfgang Kaschuba (Humboldtuniversiteit, Berlijn) vast dat de meeste elementen op de UNESCO lijsten van immaterieel erfgoed voornamelijk inheemse, traditionele en homogene gemeenschappen zijn. In de moderne samenleving is dit ondenkbaar. Om erfgoed in stedelijke contexten te kunnen erkennen moet de link met traditionele folklore losgelaten worden en dringt een herdefinitie van het concept ‘immaterieel’ erfgoed zich op. In deze definitie zouden de vijf kernbegrippen ‘diversiteit’, ‘urbaniteit’, ‘integratie’, ‘generatie’ en ‘minderheden’ centraal moeten staan. Ook Roel During (Wageningen University & Research) erkende de problematiek omtrent de zogenaamde ‘homogene’ regionale, nationale of zelfs Europese culturen, wiens erfgoed van bovenaf wordt gecanoniseerd. Hoewel deze canon verbindend kan werken voor bepaalde gemeenschappen, doet ze geen recht aan de culturele complexiteit en diversiteit van hedendaagse steden. During ging op zoek naar een nieuwe, inclusief model waarbij de diversiteit geaccepteerd wordt als een deel van het leven. Immaterieel erfgoed kan hierbij een belangrijke rol spelen; het kan dienen om met deze diversiteit om te leren gaan, omdat erfgoed overbruggend kan werken in een gediversifieerde samenleving.

Immaterieel erfgoed is nauw verbonden aan het creëren van een culturele identiteit. Jenny Phillimore (Universiteit van Birmingham) onderzocht de identiteitsvorming van mensen in superdiverse wijken. Typerende citaten van geïnterviewden uit haar onderzoek waren ‘he is foreign, like me’ en ‘are we “other” is everyone is different?’ toonden aan dat mensen zich vaak identificeren met de diversiteit zelf in plaats van met de eigen etnische gemeenschap. Hier introduceerde Phillimore het gewaagde voorstel dat misschien de superdiversiteit zelf—als een dynamische mix van meerdere culturen en erfgoeden—als erfgoed beschouwd kan worden. Dit standpunt is zeker te begrijpen vanuit het perspectief van identiteitsvorming, maar kan diversiteit als erfgoed doorgegeven en geborgen worden? Monika Salzbrunn (Universiteit van Lausanne) deed veldwerk tijdens modeshows in de straten van Parijs en Genua waarbij modeontwerpers van verschillende achtergronden hun culturele bagage in de show verwerkten. Salzbrunn stelde een situationele analyse van deze performances voor om de fluïditeit van identiteit in een specifieke context te bestuderen. Tijdens deze modeshows maken de ontwerpers iets nieuws op basis van hun erfgoed en transformeren diverse gemeenschappen stedelijke ruimtes (‘spaces’) in betekenisvolle plaatsen (‘places’) waarbij men zich identificeert met publiek gedeelde uitingen.

Praktijkvoorbeelden

Tijdens de parallelle sessies van de eerste dag presenteerden de sprekers praktijkvoorbeelden over, onder meer, het carnaval van Keulen (Brigit Ellinghaus, alba KULTUR en Jan Krauthäuser, HUMBA e.V.), wereldmuziekfestivals in Europa (Amanda Brandellero, Erasmus Universiteit Rotterdam), en de Murga parades in Antwerpen (Margherita Serafini, onafhankelijk onderzoeker). Deze presentaties toonden aan dat festivals en andere publieke evenementen momenten zijn om de cultuur van mensen met variabele identiteiten samen te brengen. Zo kunnen dergelijke festiviteiten een manier zijn om hun diversiteit in beeld te brengen én connecties te creëren tussen groepen. Net zoals During, stelden zij dat erfgoed kan dienen om mensen van verschillende achtergronden te verbinden en de culturele afstand tussen hen te overbruggen.

Het centrale thema van de parallelle sessies op de tweede dag was ‘policy in de polis’. Lluis Carvia Petit (Instituut voor Immaterieel Cultureel Erfgoed, Barcelona), Miglena Ivanova (Bulgarian Academy of Sciences), en Filip Petkovski (Universiteit van Californië – Los Angeles) lichtten het beleid rond immaterieel erfgoed—of het gebrek eraan—in, respectievelijk, Barcelona, Sofia en Skopje toe. Hierbij kwamen bijvoorbeeld tegenstrijdigheden tussen het beleid en de realiteit aan het licht. Zo is bijvoorbeeld de UNESCO-conventie weinig gekend in Barcelona terwijl bestaande projecten rond populaire cultuur eigenlijk het equivalent zijn van een immaterieel-erfgoedwerking. Verder werd de vraag gesteld over hoe men het beleid kan afstellen zodat minderheden geïntegreerd worden, en hoe het brede publiek betrokken kan worden in het erfgoedbeleid.

Cultureel programma

Naast de theoretische presentaties en praktijkvoorbeelden werd een cultureel programma voorzien waarin we superdiversiteit zelf konden beleven. Het congres vond plaats in de Ulu Moskee van Utrecht. Tijdens de middagpauze kregen de gedelegeerden de kans om de gebedsruimte te bezoeken. De imam en zijn stagiair beantwoordden vragen over de bouw van de moskee, de werking ervan en haar plaats in de diverse samenleving Lombok. De bouw van de moskee werd gerealiseerd door collectes, onder meer door de lokale kerk, en is er een stilteruimte voorzien die ook openstaat voor niet-moslims. Zo is de grote moskee een gebouw door en voor iedereen in de buurt.

Die buurt, het superdiverse Lombok, werd voorgesteld in de wandeling ‘Van Moskee tot Kerk’. De gids vertelde verhalen over de eigenaars van de winkels en restaurants in de wijk; Lombok wordt gekenmerkt door het samenbrengen van diverse eetculturen, klederdrachten en geloofsovertuigingen.

Een kort optreden van de multiculturele muziekgroep Shaian toonde dan weer hoe muziek mensen van verschillende achtergronden kan samenbrengen. Muzikanten uit Afghanistan, Eritrea, Iran, Zuid-Korea, Syrië, Indonesië, Tunesië en Duitsland brengen hun instrumenten, melodieën en speeltechnieken samen. Daarmee werkt de groep aan arrangementen van traditionele muziek en originele versies van populaire nummers waarin ieders muzikale traditie en interesses een plaats krijgt.

Superdivers immaterieel erfgoed

Kort samengevat bracht de conferentie een belangrijke boodschap met zich mee; immaterieel erfgoed kan verbindend werken voor gediversifieerde bevolkingsgroepen die in een stedelijke ruimte samenleven door het erfgoed met elkaar de delen en te beleven. Dat dit al gebeurt werd in de praktijkvoorbeelden aangetoond. Verder kwamen enkele kwesties aan bod die stof tot nadenken bieden voor erfgoedwerkers, politici en academici. Een herdefinitie van het begrip ‘erfgoed’ dringt zich op om de superdiversiteit van stedelijke culturen te kunnen omvatten. Verder moet er worden nagedacht over hoe beleidsplannen zich op de praktijk kunnen afstellen. Zo lijkt de wisselwerking tussen de UNESCO conventie, nationaal en/of regionaal beleid en de erfgoedgemeenschapen zelf, alsook de spanningen tussen top-down en participatieve bottom-up benaderingen, tussen canon en innovatie, en tussen traditie en verandering vaak nog een barrière te zijn in erfgoedwerkingen. Dat deze tegenstrijdigheden opgelost moeten worden bleek ook de consensus in de plenaire discussie met als centrale vraag ‘What will happen in 15 years?’

 

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn