In het nieuwe topstukkendecreet werden ook topstukken van de periode 1600-1800 beschermd.

Enkele klavecimbels uit de ateliers van de Antwerpse familie Ruckers bijten de spits af.

Het is bekend dat Antwerpen een plek heeft in de geschiedenis van de klavecimbelbouw. Naast de familie Ruckers hebben ook andere bekende bouwers in de 16de, 17de en 18de eeuw in de stad gewerkt. Het jaar 1600 wordt voor de bouw van klavierinstrumenten als een scharnierpunt bescouwd. Werden tot dan toe vooral virginalen gebouwd, zal dit op termijn vervangen worden door klavecimbels. De familie Ruckers wordt in dat opzicht als stichters van een traditie beschouwd. Bovendien blijken de instrumenten van een dergelijke kwaliteit dat ze ook geliefd waren in de ons omringende landen. Tot in de 18de eeuw blijf de naam overeind, al worden originele instrumenten wel aangepast aan nieuwe smaken.

Voor het erfgoed mag duidelijk worden dat de belangrijkste output van de familie Ruckers het vernieuwende aspect en de kwaliteit van de klavecimbelbouw betreft. De tot op heden bewaarde instrumenten kennen een geschiedenis van ruim 350 jaar waarin ze met regelmaat aan hun lot werden overgelaten, werden verbouwd, hersteld, gerestaureerd en in het beste geval aan een museum werden bezorgd. De instrumenten van de familie Ruckers (voor zover ze al met enige zekerheid kunnen toegeschreven worden) worden in de hele Westerse wereld bewaard.

In Vlaanderen is het aantal bewaarde instrumenten (van Hans I & II en Andres I en II een achttal klavecimbels en virginalen) uiterst beperkt. In 2007 werd een veelhoekig virginaal van Hans I Ruckers (ca. 1540/50-1598) uit het Bruggemuseum-Gruuthuse reeds erkend als topstuk. Twee klavecimbels uit de eerste helft van de 17de eeuw van Hans II (1578-1643)/Andreas I (1579-na 1645) en van Andreas I uit het Museum Vleeshuis vormen een welkome aanvulling op de lijst.

Het instrument van Hans II/Andreas I (twee broers) betreft een klavecimbel uit 1615 dat geen toetsen meer heeft. Het was oorspronkelijk een klavecimbel met twee klavieren en twee reeksen snaren (8’ en 4’) en een luitregister. Op het deksel aan de binnenzijde zijn citaten aangebracht, op de vleugelzijde CONCORDIA RES PARVAE CRESCUNT DISCORDIA MAXIMAE DILABUNTUR (Sallustius -door eendracht worden kleine dingen groot, door tweedracht gaan zelfs de grootste teniet), op de klavierzijde OMNIS SPIRITUS LAUDET DOMINUM (Ps. 150:6 - Alles wat adem heeft, loof de Heer). De achtergrond van de binnenzijde betreft een houtnabootsing met bloemen- en vruchtentakken (opgeplakt papier), aan de buitenzijde is de klankkast versierd met roodbruine marmernabootsing. Wellicht is het instrument afkomstig uit de Sint-Jacobskerk.

Een klavecimbel van Andreas I Ruckers (1644)Een klavecimbel van Andreas I Ruckers (1644)

Het andere klavecimbel (1644) is van Andreas I en is het laatste instrument van zijn hand dat bekend is. Het heeft als opschrift boven het klavier: ANDREAS RUCKERS DEN OUDEN ME FECIT ANTVERPIAE. Het heeft een klavier en een 8’ register, met een gehalveerd luitregister. Op het deksel aan de binnenzijde is volgende citaat: SIC TRANSIT GLORIA MUNDI (o.a. 1 Johannes 2:17 -Zo vergaat ’s werelds roem). Ook hier betreft de achtergrond een houtnabootsing op opgeplakt papier. Het klavecimbel heeft een uitzonderlijke ijkwaarde omwille van haar datering. Dit type instrument overleefde slechts in zeer beperkt aantal de 'verbouwingswoede' van de latere zeven- en achttiende eeuw. 

Met de toevoeging van twee (niet speelbare) klavecimbels aan de lijst met beschermd roerend cultureel erfgoed erkent de Vlaamse Gemeenschap het belang van deze instrumenten. Ze hebben in het recente verleden een belangrijke rol gespeeld bij de opkomst van de oude muziek en het reconstrueren van oude instrumenten en blijven wellicht een rol spelen in het reconstructie-onderzoek. Bovenal zijn het getuigen van een familie ambachtslieden die tot ver buiten de stadswallen faam hebben genoten.

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn