Op 12 januari 2010 verdedigt Pieter Moelans zijn doctoraatsonderzoek over liedcultuur in de Zuidelijke Nederlanden. 

De titel van zijn onderzoek is: Handgeschreven liederen.Wereldlijke liedcultuur in liedhandschriften (Zuidelijke Nederlanden, ca. 1600 – ca. 1800) uit de Gentse universiteitsbibliotheek.  Dit doctoraat biedt een interessante blik op onze zeventiende- en achttiende-eeuwse liedcultuur.

Met de uitgebreide collectie oude liedhandschriften van de Gentse universiteit als vertrekpunt, biedt het doctoraat een overzicht van handschriftelijke liedcultuur in de Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden van de zeventiende en achttiende eeuw. Tussen andere bewaarde liedbronnen, vooral het gedrukte lied in liedboeken en op vliegende bladen, gunnen deze handgeschreven liedcollecties de moderne lezer een blik op een alledaagse omgang met het lied. De bundels zijn zelden het werk van literatoren, rederijkers, rondtrekkende zangers of muzikanten, maar wel van amateurzangers en liefhebbers die voor hun eigen amusement liederen bijeenschrijven. Deze amateurschrijvers putten gretig uit de liederen aangeboden door de liedindustrie, maar ze selecteren en kneden bestaande teksten en liedtradities naar eigen voorkeur om de liederen eigen te maken en met nieuwe betekenissen te beladen. In haar alomtegenwoordigheid, openbaarheid en toegankelijkheid toont de liedcultuur zich centraal in het vroegmoderne culturele leven.  De liedcultuur biedt de gelegenheid tot de creatie en articulatie van nieuwe betekenissen, maar ook een doorgeefluik om ideeën en gedachtegoed uit de brede cultuur snel en gemakkelijk te verspreiden bij een ruim publiek.

In verschillende hoofdstukken gaat het doctoraat o.a. in op twee eeuwen amoureuze liedcollecties van jeugdgroepen. Van de Franse liedverzamelingen en adellijke verbeelding in poëzieboeken van jonge dames van rond 1600 tot de vermenging van amoureuze lyriek en revolutionair discours in jeugdrepertoires in de late achttiende eeuw. Maar er zijn ook uitgaansrepertoires met liederen om te dansen en te zingen op het dansfeest, en lokale jeugdrepertoires van en voor Leuvense jeugd en studenten. Volwassen liedschrijvers gebruiken hun collecties als didactisch instrument om jonge meisjes op het juiste pad te sturen in hun keuze voor een levensstaat, of distantiëren zich van elke opvoedkundige waarde en roepen zichzelf uit tot spreekbuis van de Calis bende, een imaginair genootschap van dronkaards, armoezaaiers en erger. Op het einde van de bestudeerde periode komt een nieuw type van handschriftelijke liedcollectie op, de georganiseerde arbeid van grootscheepse verzamelaars van het circulerende lied in drukwerk. Over deze types van liedhandschriften heen brengt het doctoraat algemene patronen van alledaagse liedcultuur en –notatie in kaart. Het noteren van liederen is omstreeks 1800 een heel andere belevenis dan twee eeuwen eerder, zoveel is duidelijk.

De doctoraatsverdediging gaat door op 12/01/2010 om 13u30 in de Promotiezaal van de Katholieke Universiteit Leuven (Naamsestraat 22)


Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn